Andere bewijsregels bij toepassing btw-nultarief internationale handel

Per 1 januari 2020 gelden er andere regels voor de btw als het gaat om grensoverschrijdende transacties binnen de EU. Reden is om het btw-stelsel in de EU-landen te harmoniseren. Zo zijn de bewijsregels om het btw-nultarief toe te kunnen passen, veranderd.

U dient als btw-ondernemer twee onafhankelijke stukken te kunnen overleggen om het bewijs van vervoer van de goederen naar de andere lidstaat te kunnen aantonen.

Hoe was het voor 1 januari 2020?

Voor 1 januari 2020 gold ten aanzien van een intracommunautaire levering (ICL-levering) de vrije bewijsleer. Dit houdt in dat een btw-ondernemer vrij is in de wijze waarop deze denkt het bewijs te kunnen leveren voor het toepassen van het nultarief op een levering naar een btw-ondernemer in een andere EU-lidstaat. Het is van belang dat aangetoond wordt dat de goederen zijn vervoerd naar een andere EU-lidstaat en dat de goederen in het andere EU-land worden onderworpen aan de heffing voor deze verwerving. Deze twee voorwaarden mochten op een vrije wijze worden bewezen. Dat hield in dat een btw-ondernemer de boeken en bescheiden die het bewijs konden vormen overal vandaan kon halen, zolang de ICL-levering maar werd bewezen.   

Hoe is het per 1 januari 2020?

Vanaf 1 januari 2020 geldt het weerlegbare bewijsvermoeden. Dit houdt in dat twee onafhankelijke stukken, een A- en een B-document, tezamen moeten aantonen dat het vervoer ter zake van de ICL-levering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Indien de Belastingdienst over informatie beschikt die het door de btw-ondernemer aangevoerde bewijs tegenspreekt, vervalt het bewijsvermoeden. Het vervallen van het bewijsvermoeden houdt in dat een btw-ondernemer opnieuw met bewijs moet komen voor de toepassing van het 0%-tarief. Indien de btw-ondernemer niet opnieuw bewijs kan leveren voor het vervoer ten aanzien van de ICL-levering, geldt het btw-tarief van 0% voor de levering aan een btw-ondernemer in een andere EU-lidstaat niet.

Tip! Voorgaande houdt in dat een ondernemer moet beschikken over een goed onderbouwd bewijs met documenten uit een goed onderhouden administratie.

Categorie A-bewijsstukken

Dit zijn documenten met betrekking tot de verzending of het vervoer van de ICL, zoals een ondertekende CMR-vrachtbrief, een cognossement, een factuur voor het luchtvrachtvervoer van de goederen of een factuur van de vervoerder van de goederen.

Categorie B-bewijsstukken

Vervolgens moet er een ander document worden aangeleverd die niet tegenstrijdig is met het bewijsstuk van categorie A. Tevens moet bewijsstuk B zijn vrijgegeven door een onafhankelijke partij en mag deze niet zijn vrijgegeven door dezelfde persoon/rechtspersoon die bewijsstuk categorie A heeft aangeleverd, bijvoorbeeld:

een verzekeringsovereenkomst voor de verzending of het vervoer van de goederen of bankdocumenten die de betaling van de verzending of het vervoer of de verzending staven;
officiële documenten uitgereikt door een openbare instantie zoals een notaris, waarin de aankomst van de goederen in de lidstaat van bestemming wordt bevestigd;
een ontvangstbewijs van een entrepothouder.

Samenvattend

Btw-ondernemers die goederen leveren aan btw-ondernemers in andere EU-lidstaten, moeten vanaf 1 januari 2020 voldoen aan de gewijzigde regels rondom grensoverschrijdende transacties binnen de EU, willen zij het nultarief voor de btw kunnen toepassen. Een btw-ondernemer die handelt volgens de voorschriften voorkomt eventuele boetes en/of naheffingsaanslagen die niet weerlegbaar zijn.

De vier quick fixes

De wijzigingen om het btw-stelsel te harmoniseren, betreffen vier zogeheten quick fixes. De eerste is het verplicht stellen van het btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur voor toepassing van het btw-nultarief. De tweede is de vereenvoudiging van ketentransacties, de derde is de bewijsvoering voor intracommunautaire leveringen en ten slotte zijn er gewijzigde regels als het gaat om voorraden op afroep.

Menu